Zorg voor elkaar van Erik Heijdelberg gaat in essentie over compassie voor het publieke domein, in het bijzonder de public health, maar ook over de noodzaak tot verandering. Zijn fascinatie voor en geloof in de zorg voor elkaar gaan terug op het werk van zijn grootvader en vader, ontwikkelen zich verder tijdens lange reizen naar ‘vreemde’ oorden en krijgen hun beslag in zijn functies als adviseur en directeur in de jeugdbescherming (William Schrikker Stichting) en forensische zorg (Pieter Baan Centrum). Het boek leest als een trein, vooral dankzij de verhalende schrijfstijl van de auteur. Het is enerzijds een persoonlijke reflectie op de ontwikkeling van zorg, ontwikkeling en welzijn. Anderzijds overstijgt het de persoon Heijdelberg en krijgt het boek universele betekenis, doordat de ervaringen een herkenbaar beeld schetsen van de zorg anno nu.
kernvraag
Na lezing van dit intrigerende boek vroeg ik mij af of de niet expliciet gestelde vraag misschien wel de kernvraag is die Heijdelberg bezighoudt: durven wij te onderkennen dat we van elkaar afhankelijk zijn – en wel vanuit een situatie van gelijkwaardigheid? Zijn antwoord is tweeledig. Enerzijds erkent hij dat de huidige tijd niet meewerkt om vertrouwen in elkaar te hebben. Het wantrouwen wordt deels gevoed door een afstandelijke overheid die niet weet door te dringen tot de werkelijke behoeften van mensen. Ook het vigerende economische systeem werkt tegen, doordat het de nadruk legt op concurrentie, individualisering en efficiëntie/prestatiedruk. Desondanks is Heijdelberg hoopvol dat vertrouwen in elkaar zal leiden tot meer en betere samenwerking, gebaseerd op erkenning van elkaars kwaliteiten. Die hoop ontleent hij niet alleen aan kleinschalige ervaringen in eigen land met coöperatieve burgerinitiatieven en verenigingen, maar juist ook aan ernstige, chaotische, gewelddadige conflictsituaties in andere samenlevingen die hij heeft bezocht. In veel gevallen blijkt het daar toch mogelijk om, met kennis van en gevoel voor de lokale situatie, gezamenlijk te investeren in zorgvoorzieningen. Als het elders in veel moeilijkere omstandigheden lukt om vertrouwen op te bouwen en samenwerking te realiseren, dan moet dat in onze samenleving ook kunnen, lijkt de auteur te zeggen. Voor professionals en bestuurders betekent dat onder meer: oog hebben voor de daadwerkelijke ontwikkelingen en behoeften, en op grond daarvan in verbinding gaan met de cliënt. Soms is (vreedzame) dwang van het goede daarbij nodig om tot werkbare afspraken te komen.
gemeenschapsontwikkeling
Het boek laat zien dat het evenwicht in de zorg tussen bureaucratische regelsystemen en gemeenschapsontwikkeling rond specifieke behoeften is verstoord, waarbij de laatste het onderspit delft. De verzorgingsstaat, die beoogde voor iedereen het goede te doen door efficiënte regelsystemen met groot bereik te ontwerpen, is ontspoord en heeft geleid tot wantrouwen bij de burger. De overheid als ontwerper en uitvoerder heeft onvoldoende verbinding gezocht met burgers en met coöperatieve, zorgzame gemeenschappen die op basis van maatschappelijke afspraken over zorg en hulp conflict en geweld weten te voorkomen. Om de balans te herstellen, is het nodig dat burgers meer verantwoordelijkheid krijgen en nemen, professionals zich opstellen als adviseurs (en niet als bedenkers én uitvoerders tegelijk) en de overheid een stap terug doet – meer faciliteren dan initiëren – en zich onthoudt van het bespelen van negatieve sentimenten (vgl. toeslagenaffaire). Heijdelberg pleit voor een echte participatiesamenleving, niet alleen in theorie, maar in werkzame praktijken zoals zorgcirkels, zorgconferenties, referenda, burgerfora en beraden. Alle gericht op meer eigenaarschap van burgers, patiënten en cliënten. Daarmee kan de dominante formule burger–overheid–samenleving worden omgevormd tot burger–samenleving–overheid. Zover is het nog niet, omdat macht op een nieuwe manier gedeeld moet worden en de belangen van overheid en professionals daar vaak haaks op staan.
positief wereldbeeld
Vanuit zijn positieve wereldbeeld, waarin beter en rechtvaardiger samenleven centraal staat, heeft Heijdelberg vertrouwen in burgers die nieuwe gemeenschappen vormen, eigenaarschap nemen en verantwoordelijkheid dragen in de sturing van organisaties (zoals in raden van toezicht). Naast reflectie lijkt een activistische houding nodig voor verandering. Aan dat activisme ligt een bepaald waardenkader ten grondslag. Zo roept Heijdelberg het denken van filosoof en zoöloog Peter Kropotkin (1842-1921) in herinnering. Deze stelde dat niet competitie en strijd, maar wederzijdse hulp en samenwerking de krachten zijn die de toekomst en kwaliteit van menselijk samenleven bepalen. Inspiratie haalt Heijdelberg eveneens uit het werk van de naoorlogse filosofen Michel Foucault en Ivan Illich, die ingaan op de normerende, disciplinerende en onderdrukkende werking van instituties en de rol van de professional daarbij. Heijdelberg vraagt zich af hoe vreedzame disciplinering in de zorg kan worden ingezet, of deze meer van binnenuit kan worden vormgegeven (in plaats van van buitenaf opgelegd) en kan worden omgezet in eigentijdse vormen van eigenaarschap en verantwoordelijkheid.
Zorg voor elkaar is vooral een inspiratieboek voor lezers met vragen over zorg en welzijn: wat deze betekenen en kunnen gaan betekenen, hoe ze zijn georganiseerd en hoe ze georganiseerd zouden kunnen worden. Heijdelberg neemt je mee in zijn eigen ontdekkingsreis, waaruit ieder iets kan halen – niet alleen bestuurders, adviseurs en professionals in de zorg. Het boek is eerder een avonturenroman dan een leerboek over zorg. Dat betekent dat de systematiek ondergeschikt is gemaakt aan het verhaal.
Over Paul Misdorp
Paul Misdorp is Directeur van VinNDT (Veranderen in Nieuw Denken Toepassen) en kennispartner van Zeelenberg, adviseurs voor Mens en Organisatie en van House of Coherence.